Uit de pen van een vrijwilliger

“If you wrestle an angel, you will grow muscle. There’s no doubt of that.
You will also hurt in places that you didn’t know you had. There’s no doubt of that either.
And you will lose, by the normal calculus of trying to engineer the life that you’re sure you deserve.


It will not come out as you planned, wrestling angels.
Your plans are usually the first casualty of the match.
But here is that great secret of it: you will be able to boast of your defeat.
You will be able to stand in the wreckage of what used to be your certainty, your creed, your way of doing life’s business, and you can tell wild, true stories about how it all came to ruin.


Whatever is left standing,
– and there is always something left standing when you wrestle angels –
is the thing that was true about you and your life all along,
as faithful a companion as the Earth
that will one day cradle you again.”

Stephen Jenkinson

“Sterven en levenseinde behoren in onze huidige neo-liberalistische maatschappij tot verguisde gebieden die zich aan de rand van de samenleving bevinden. Ze bevinden zich in een pijnlijke grand-écart mijlenver van elkaar. Vanuit deze historische evolutie wordt sterven vaak als een falen beschouwd, en wordt de dood aanzien als de vijand van het leven, als een individueel ophouden te bestaan, als een nederlaag.

In het Japanse Zen boeddhisme, wordt de term Sho-ji vertaald als geboorte-dood. Er is geen afscheiding tussen beide, behalve het schuchtere koppelteken, het dunne lijntje dat de twee verbindt.
Wat als we de dood opnieuw kunnen opnemen in het leven, en kunnen aanschouwen als de onvermijdelijke uitkomst van het leven, als een bron van informatie die ons net dichter bij onszelf en onze geliefden kan brengen? Wat als we dit moment kunnen aangrijpen om dichter bij onze ware essentie te komen, om vrede en vervulling te vinden? Wat als we in plaats van tijdens ons leven weg te vluchten voor hetgeen ons allen te wachten staat, we de confrontatie aangaan en erkennen dat wij allen onderhevig zijn aan de wetmatigheden van verval en dood, en daar schoonheid en kracht uit kunnen putten om ons leven te verheffen tot een hoger niveau?

 België kent, in tegenstelling tot andere landen van Europa en bijvoorbeeld de VS, jammer genoeg niet het concept van de hospice. Bij ons wordt dit domein meestal toebedeeld aan de ziekenhuizen en palliatieve eenheden. Palliatieve zorg in klinische setting is hoofdzakelijk gefocust op het verlengen van het leven, op pijncontrole en reduceren van lichamelijk lijden.

De dood wordt strikt gescheiden gehouden van het leven, en de palliatieve afdeling wordt de terminus, het laatste toevluchtsoord van de diegene die op het einde van zijn reis is aangekomen. Het zijn gevreesde en beruchte gebieden, waar men liefst in een boog omheen loopt, alsof de dood zelve besmettelijk is.

Naar mijn gevoel tracht de palliatieve afdeling van AZ Sint-Lucas een anderssoortige setting te creëren, hetgeen geen eenvoudige opdracht is gezien honderden jaren aan ontkenning en misprijzen die haar oorsprong kent in grote stromingen van medisch-biologisch determinisme.
De afdeling wordt gedragen door professionele zorgverleners, artsen en verpleegkundigen, door pastorale werkers en psychologen, en door een cohort aan bezielde vrijwilligers.

Het is een ruime, royaal verlichte afdeling met reusachtige kamers, die gezellig zijn ingericht. Centraal staat het comfort en het welbevinden van de tijdelijke bezoekers.
Bij het betreden van de brede uitnodigende gang hoort men in de verte een vreemd en onverwacht gefluit, een levendig gekwetter en gekraai dat ogenblikkelijk een glimlach op het gezicht tovert. Het is de bijna kale grijzeroodstaartpapegaai die vanuit de toren van zijn riante kooi schelle fluittonen, monotone stofzuigergeluiden, rinkelende beltonen, en melodieuze meldingstonen nabootst, doorspekt met een vrijpostige schunnigheid, en op die manier de bezoeker verwelkomt in zijn keizerrijk dat zich uitstrekt in de schemerzone tussen leven en dood.
In de living klinkt onophoudelijk het gezang van de gele kanarie die onvermoeibaar de atmosfeer doordrenkt met efemere melodieën. In de hoek staat een treurige piano als een in zwart en wit gekleedde lakei op wacht tot een vrijmoedige passant het aandurft haar verlaten toetsen te beroeren. Soms weerklinkt er zelfs het geblaf van de hond, de ontwapenende golden-retriever die één van de verpleegkundigen trouw in haar kielzog volgt, en met haar onschuldige aanwezigheid de bezoekers verblijdt.

Misschien is één van de kapitale vragen uit een mensenleven: wat kan ik betekenen voor de ander? Of: hoe kan ik iets betekenen voor de ander? Het is in veel gevallen deze enigmatische vraag die de vrijwilliger stuwt naar het domein van levenseinde en palliatieve zorg. Zovele mooie en krachtige mensen heb ik daar reeds ontmoet, die zichzelf met hart en ziel aan hun taak wijden, ieder met hun eigen wonden en geschiedenis. Want wie blijft er immers door het leven gespaard van onheil en kwetsuur? Het is soms net deze wonde die hen aanzet om een deel van hun tijd en bezieling te geven aan deze afdeling.

Er wordt veel aandacht besteed aan het maaltijdgebeuren. Dit is vaak één van de enige geneugten die de tijdelijke bezoeker nog rest. Dat is dan ook hoofdzakelijk het territorium van de vrijwilliger, die zich wijdt aan de taak om dit gebeuren te verheffen tot een uitzonderlijk moment, en op die manier niet alleen de professionele zorgverleners ontlast, maar dit moment benut om contact te maken met de bezoekers.

Ik geef toe dat het mij moeite kostte om mij een weg te banen in het kleine domein dat ons als vrijwilliger wordt toegekend. Ons mandaat is beperkt. Initieel dacht ik hier immers steevast geconfronteerd te worden met de diepste kwesties rond leven en dood, existentiële gesprekken te voeren over metafysische aangelegenheden, een onuitwisbare indruk achter te laten op de stervende, en vice versa.
De praktijk heeft mij geleerd dat de rijkdom niet schuilt in deze grootse verwachtingen. De ware kwaliteit van een vrijwilliger uit zich naar mijn bescheiden mening veeleer in zijn capaciteit om onzichtbaar te zijn, en zich af te stemmen op de wensen en toestand van de ander. Het is mogelijk om een ogenschijnlijk banale activiteit zoals het klaarzetten van een maaltijd, of een kleine wandeling in de rolstoel door de gang, te verheffen dankzij de kwaliteitsvolle aandacht die men schenkt. Dat kan zich tonen in het sierlijk vouwen van een serviette, of in het samen met de bezoeker een tijdlang blijven stilstaan bij de geurige bloemen in de vaas, of in een lichte aanraking op de schouder.

In de luttele maanden dat ik op deze afdeling actief ben als vrijwilliger, ben ik al zovele malen diep ontroerd en geraakt door de dankbaarheid, de eerlijkheid, de oprechtheid en de rauwheid van de ervaring van de bezoekers. Vanuit een kwetsbaarheid die zich aan het einde ontvouwt, staan ze mij toe om in contact te komen met met hetgeen ons allen verbindt, op een heel natuurlijke, ontwapenende en onbaatzuchtige manier.
De rollen hebben zich daardoor voor mij eerder omgekeerd: waar ik oorspronkelijk dacht zelf iets te kunnen betekenen voor de ander, kom ik steeds meer tot de constatering dat zij degenen zijn die mij leren wat het leven kan zijn, en die mij onbewust drijven tot een grotere intimiteit met het leven zelve.
Ik acht het een voorrecht en een eer om van deze mensen het vertrouwen te ontvangen om hen te vergezellen op enkele stappen van hun laatste tocht. Steeds opnieuw is dit een ontzagwekkende les in nederigheid.

In het laatste decennium vindt er een positieve revival plaats, en wordt er heel veel initiatief genomen om de juxtapositie van leven en dood op te heffen. Daar zijn veel voorbeelden van in de media, er duiken alom tal van kleine en grote initiatieven op. Wij kunnen in het westen uitzonderlijk veel leren van andere culturen, die door de eeuwen heen erin geslaagd zijn om het bastion van leven en dood als onafscheidelijke gemaal en gemalin staande te houden.

Het is mijn hoop en pleidooi om daar een bescheiden bijdrage aan te leveren, als individu maar ook als maatschappij, om een schuchter licht te laten schijnen in de deemsterzones van onze samenleving.

 

T.

Image by Mathijs Beks – Unsplash